ANALYSE – In een open brief gericht aan journalisten en politici doet schipper Ton Quist een dringende oproep om eindelijk een einde te maken aan varend ontgassen aan de buitenlucht. De brief is zondag 21 november gepubliceerd door Omroep Flevoland. In de brief geeft Quist meerdere voorbeelden van het onjuist en onvolledig informeren van de Tweede Kamer door opeenvolgende bewindslieden. Ooit was dat een hoofdzonde, tegenwoordig meer schering en inslag. Op woensdag 24 november is er een overleg van de Tweede Kamercommissie Maritiem, waar de stand van zaken met betrekking tot ontgassen een van de onderwerpen is. De grote vraag is of de Tweede Kamer nu eindelijk wel een doorbraak in dit al decennia slepende dossier weet te forceren, of dat verladers als Trafigura en Vitol wederom aan het langste eind trekken.
Wat is ontgassen?
Op 16 november ging de uitzending van De Hofbar over varend ontgassen. In die aflevering legde schipper Ton Quist simpel uit wat ontgassen is:
De hele aflevering is terug te zien op NPO Start.
Brief Ton Quist
In zijn brief gaat Ton Quist in op feitelijk onjuistheden en onvolledigheden van de minister bij het informeren van de Tweede Kamer en bij het beantwoorden van vragen. Ik behandel ze hier niet allemaal, maar haal de punten naar voren waar Sargasso ook al vaker op gewezen heeft.
Ook geeft Quist aan dat de emissiecijfers mogelijk nog veel hoger liggen dan het RIVM en Emissieregistratie.nl melden. Quist komt op basis van statistieken en praktijkervaring uit op een uitstoot van van zeer zorgwekkende stoffen door ontgassingen van circa 12 miljoen m3 per jaar bedraagt. Omgerekend naar benzeen staat 12 miljoen m3 gelijk aan ruim 10 miljoen kg uitstoot. Volgens Emissiregistratie bedraagt de uitstoot slechts 1 miljoen kilogram vluchtige organische stoffen. De uitstoot van milieugevaarlijke en voor de mensheid iets minder schadelijke stoffen bij ‘open’ beladingen bedraag volgens Quist circa 38 miljoen m3. Dit is alleen nog maar de uitstoot veroorzaakt door binnenvaarttankers. Dat staat los van de uitstoot van zeevaarttankers en terminals.
Nationaal verbod op varend ontgassen niet toegestaan vanwege het ADN-verdrag
In de brief van de minister d.d. 30 april 2020, kenmerk I&W/BSK–2020/81476, zegt de Minister dat
het varend ontgassen gebonden is aan voorwaarden zoals deze zijn gesteld in het ADN.
(…)
op de bij het Rijk in beheer zijnde wateren geldt het internationale ADN.
Hiermee wekt de minister volgens Quist de indruk dat het ADN de Nederlandse Staat dwingt op zijn wateren ontgassingen naar de vrije atmosfeer toe te staan. Noch mevrouw Van
Nieuwenhuizen noch mevrouw Visser noemen echter de voorwaarde uit artikel 7.2.3.7.0 in het ADN:
Degassing of empty or unloaded cargo tanks and piping for loading and unloading into the atmosphere or to reception facilities is permitted under the conditions below but only if and insofar it is not prohibited on the basis of other legal requirements.
Vrij vertaald: ‘Het ontgassen is alleen dan toegestaan indien het op grond van nationale wettelijke voorschriften niet is verboden’. Het ADN dwingt de minister dus absoluut niet ontgassingen toe te staan; het ADN biedt zelfs de mogelijkheid het ontgassen te verbieden, zoals de VVD in de doorrekening van haar verkiezingsprogramma 2017-2021 al wilde. Daarmee geeft Quist antwoord op de vraag die Sargasso al meermalen aan het Ministerie van VROM, I&M en I&W heeft gesteld en bevestigd hij het vermoeden dat er geen internationale grondslag is dat een nationaal verbod op varend ontgassen onmogelijk maakt. Dat is ook in lijn met het Europese milieurecht, dat veelal de mogelijkheid biedt om nationaal verdergaande eisen te stellen dan Europees. Ton Quist stelt daarnaast dat er al diverse nationale wetten en besluiten zijn die het ontgassen verbieden. Te weten de Wet Milieubeheer, het Besluit Activiteiten Leefomgeving, de Waterwet en de Wet Economische Delicten.
Artikel 1.1 van de Wet Milieubeheer zegt het navolgende:
Een ieder die het vermoeden kan hebben dat zijn handelen nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben, dient dit handelen na te laten dan wel de nodige maatregelen te nemen te voorkomen dat zijn handeling nadelig voor het milieu kan zijn’.
In de Wet Milieubeheer staat niet letterlijk dat ‘ontgassen verboden is’, maar stelt Quist in de wet staat ook niet letterlijk dat ‘het verbranden van grote hoeveelheden vrachtwagenbanden in een natuurgebied verboden is’, terwijl dit wel het geval is. Kortom het door een tankschip zonder een vergunning moedwillig in de atmosfeer brengen van enorme hoeveelheden Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) is zonder twijfel een activiteit, waarvan men op voorhand weet dat deze slecht is voor de natuur en het milieu (en inherent hieraan de volksgezondheid). Quist verwijst voor relevante wetgeving ook naar pagina 183 (rechterhelft van pagina 92 in de pdf versie) van het rapport Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit 2021.
Nationaal verbod mag niet vanwege de vrije doorvaart (Herziene Akte van Mannheim)
Een andere internationale wet waarachter men zich verschuilt, is de Herziene Akte van Mannheim. Dit Europese verdrag waarborgt de vrije doorvaart van schepen op de Akte–wateren zoals de Rijn en de Lek. De minister beweert in diverse publicaties dat zij op deze rivieren niet zonder meer kan ingrijpen; met andere woorden het ontgassen niet kan verbieden. Quist betwijfelt of dit waar is. Artikel 7 van de Herziene Rijnvaartakte, Mannheim, 17-10-1868 stelt:
De doorvoer van alle goederen langs de Rijn, van Bazel tot in de open zee, is vrij, tenzij gezondheidsmaatregelen uitzonderingen rechtvaardigen.
Dit betekent dat het uitstoten van voor de volksgezondheid en het milieu zeer schadelijke dampen / gassen wel degelijk op de zogenaamde Aktewateren kan worden aangepakt, wanneer de volksgezondheid gevaar loopt. Het varend ontgassen van alle zeer zorgwekkende stoffen, waarvoor in EU verband een minimalisatie plicht geldt. In Nederland is deze vastgelegd in Artikel 2.4 van het Activiteitenbesluit milieubeheer. In combinatie met het ADN dat de verantwoordelijkheid voor ontgassen bij de verlader legt lijkt dit Sargasso een prima mogelijkheid om in de milieuvergunning van installaties in te regelen voor de omgevingsdiensten en handhaafbaar door IL&T bij internationaal opererende verladers als Trafigura en Vitol. Kwestie van inregelen dat verladers documentatie moeten overleggen van Stichting Afvalstoffen & Vaardocumenten Binnenvaart dat er verantwoord is ontgast (is volgens bronnen van Sargasso administratief al volledig voorbereid) of een bewijs dat de volgende verlader geen gasvrij verklaring heeft gevraagd.
Van druk bevolkt gebied naar onbewoond gebied
In het ADN is geregeld dat ontgassen onder bruggen, in sluizen en in druk bevolkt gebied (bedoelt als binnen steden) niet mag. In Nederland is dat door de Inspectie Leefomgeving en Transport vertaald in een kaart met groene en rode gebieden. Tegenover de heer Castricum verklaart de minister echter zonder blikken of blozen dat ‘ontgassen niet mag, waar mensen wonen’. Dat roept de vraag op of er in Zeeland geen mensen wonen? Zijn de provincie Flevoland, de Hoeksche Waard en West–Brabant door de mensheid verlaten gebieden? In deze regio’s mag conform het kaartje van de IL&T namelijk wel ongelimiteerd worden ontgast. Wie gedetailleerder kijkt vraagt zich ook af waarom er dan mag worden ontgast tussen Vlaardingen en Schiedam.
Effect van varend ontgassen op Natura2000 gebieden
In Kamerstuk 31409, nr. 275, zegt de minister in alinea 8 dat ‘varend ontgassen geen significante negatieve gevolgen voor Natura 2000 gebieden heeft’. Bij varend ontgassen komen vooral CMR–stoffen vrij ( carcinogeen / mutageen / reproductietoxisch ). CMR–stoffen zijn Zeer Zorgwekkende Stoffen. In het mede door haar eigen dienst (de IL&T) opgestelde rapport Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit 2021 staat op pagina 179-183:
Over een specifieke groep chemische stoffen maakt de Nederlandse overheid zich extra zorgen, bijvoorbeeld of ze kanker kunnen veroorzaken, de voortplanting beïnvloeden of dat ze in het milieu niet of nauwelijks worden afgebroken. Voor deze stoffen wordt tegenwoordig de term Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) gehanteerd. Het mogelijk grote effect hiervan voor de mens en de leefomgeving is vaak pas op de langere termijn waarneembaar.
(…)
In 2011 heeft het toenmalige Ministerie van Infrastructuur & Milieu bepaald dat deze ZZS met voorrang worden aangepakt, omdat ze gevaarlijk voor mens en milieu kunnen zijn.
Met betrekking tot ZZS wordt geen onderscheid tussen vloeibare en gasvormige ZZS gemaakt. Niet alleen het rapport Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit 2021 toont aan de minister een loopje met de waarheid neemt, wanneer zij stelt dat er geen negatieve gevolgen voor natuurgebieden zijn, ook alle Safety Data Sheets conform EC 1907/2006 (REACH) en EC 2015/830, welke bij de uitgestoten, schadelijke en milieugevaarlijke stoffen horen, spreken haar tegen. Zo waarschuwt een Sheet horende bij een stof met nummer UN 1268, een stof waarvan tankers zich via ontgassingen dikwijls ontdoen, voor de volgende gevaren
H304 – may be fatal if enters airways
H372– causes damage to organs through prolonged or repeated exposure
P273– avoid release to the environment
H411– toxic to aquatic life with long lasting effects’.
De minister stelt echter dat er geen ‘significante negatieve gevolgen’ zijn voor Natura 2000 gebieden. In het licht van de recente gegevens over de gebrekkige Nederlandse waterkwaliteit en de toestand van Natura2000 gebieden zou meer aandacht van het Ministerie van I&W (waar ergens de restanten van het aloude Ministerie voor Milieu toe behoren) voor de impact van zeer zorgwekkende stoffen op gebieden als De Biesbosch, de Zeeuwse wateren, en het Markermeer gerechtvaardigd zijn.
Provinciale ontgasverboden zijn niet handhaafbaar op rijkswateren
In Kamerstuk 31409, nr. 275 beweert de minister dat
een rechterlijke uitspraak, waaruit blijkt dat de provincie Zuid–Holland een verbod op ontgassingen op de Lek moet handhaven, geen
gevolgen heeft op Rijkswateren, omdat daar internationale regelgeving geldt.
Even de feiten op een rij: de Lek is een Rijkswater en tegelijkertijd een Aktewater! In het vonnis zegt de rechter desondanks niet dat de provincie niet op de Lek hoeft te handhaven, omdat het een Rijkswater zou zijn, waar internationale regelgeving op basis van het ADN zou gelden. Dit betekent dat de rechter de argumentatie van de minister in zijn geheel naast zich neerlegt! Bovendien toont dit vonnis aan dat het door provincies regelmatig gebruikte argument dat zij niets te vertellen hebben op de Rijkswateren, bezijden de waarheid is, anders had de rechter dit in zijn vonnis nadrukkelijk vermeld. De rechter vonnist:
5.3 De rechtbank overweegt daarover als volgt. Verweerder heeft blijkens de stukken en zijn verweerschrift welbewust de in dit geding aan de orde zijnde verbodsbepaling in de PMV opgenomen. Daarbij heeft verweerder het toezicht op de naleving op die verbodsbepaling vastgelegd in een vaste werkwijze en daarover afspraken met de milieudiensten in het betreffende gebied (waaronder ODMH en DCMR) gemaakt. Die werkwijze wordt ook gevolgd, zij het dat de operationele diensten na een melding die volgens de afgesproken werkwijze is uitgevoerd en behandeld, niet uitvaren. De werkwijze leidt er dus kennelijk toe dat geen overtredingen worden geconstateerd.5.4 De rechtbank is van oordeel dat met deze aanpak sprake is van inadequaat toezicht op de naleving van het verbod en daarmee van onvoldoende invulling van de beginselplicht tot handhaving. Het heeft er immers op basis van de stukken alle schijn van dat er overtredingen plaatsvinden – verweerder ontkent dat ook niet – maar dat verweerder daarvan niet op de hoogte is omdat die overtredingen – naar de rechtbank aanneemt: onopzettelijk – niet worden geconstateerd. Hetgeen hier door verweerder tegenin wordt gebracht – in het kort: het constateren van overtreding is praktisch niet eenvoudig – kan naar het oordeel van de rechtbank niet gelden als een bijzondere omstandigheid waardoor van verweerder mag worden gevergd niet te handhaven.Het handhavingsverzoek
6. Eiseres heeft verzocht om het varend ontgassen van benzeen te handhaven op de [X]. Het handhavingsverzoek heeft in beginsel een onbepaalde looptijd; het is niet begrensd in de tijd en beperkt zich ook niet tot een bepaalde periode. De rechtbank laat in het midden of dit verzoek als zodanig voldoende concreet is om tot handhaving over te gaan. Eiseres heeft namelijk – in lijn met de door verweerder zelf in het leven geroepen werkwijze – meldingen gedaan die ieder op zich voldoende concreet zijn om te kunnen dienen als (invulling van het) verzoek om handhaving en elk een begin van bewijs bevatten dat er een overtreding heeft plaatsgevonden, zodat ook sprake is van een voldoende onderbouwd verzoek. De door eiseres overgelegde stukken bevatten namelijk een lijst met negentien meldingen bij de ODMH over de periode 9 juni 2018 tot en met 24 oktober 2018 die zijn doorgezet naar de DCMR. De bij de ODMH gedane meldingen bevatten een datum, tijdstip en klachtomschrijving. Na analyse door de DCMR zijn de operationele diensten in veertien gevallen ingeschakeld. In de lijst met meldingen is aangegeven wat op het moment van de melding in het e-nose netwerk werd gesignaleerd, wat uit de analyse in de meldkamer bij de DCMR kwam, welke actie is ondernomen en wat is teruggekoppeld.
Heeft er een overtreding plaatsgevonden?
7. De rechtbank leest in de lijst met meldingen niet alleen hetgeen daarover in 6 is overwogen, maar begrijpt daaruit ook dat in sommige gevallen door de DCMR telefonisch contact is opgenomen met de schipper van het schip waar de melding betrekking op had. Daarbij is door de schipper een enkele maal erkend dat er werd ontgast. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder gesteld dat een bekentenis onvoldoende is voor het constateren van een overtreding. De rechtbank onderschrijft dat het vaststellen van een overtreding deugdelijk dient te gebeuren. Echter overweegt zij dat in de onderhavige situatie een uitdrukkelijke erkenning van de verantwoordelijke schipper tegenover een deskundige milieudienst, in combinatie met de door de e-nose gemeten verhoging op de betreffende tijd en plaats een voldoende deugdelijke onderbouwing vormt. Immers wordt juist in de analyse door de DCMR bepaald of voldoende vermoeden is dat er wordt ontgast, zodat, als dit door de betreffende schipper wordt bevestigd, deze analyse tezamen met de uitdrukkelijke erkenning door de schipper, bestuursrechtelijk in beginsel voldoende zekerheid biedt om een overtreding vast te kunnen stellen.
In dit verband wijst de rechtbank in het bijzonder op de melding van 9 juni 2018, op een datum gelegen voor het primaire besluit. Van deze melding kan naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval worden gesteld dat sprake is geweest van een overtreding. Nu verweerder zijn besluit heeft gebaseerd op de grondslag dat er geen enkele overtreding is geconstateerd, is die motivering onjuist en is het beroep reeds daarom gegrond.
De rechter vonnist dus niet alleen dat de provincie Zuid–Holland wel degelijk moet handhaven op een Rijkswater, de rechter constateert zelfs dat er bij een van de meldingen in beginsel zelfs sprake is van voldoende zekerheid om een overtreding vast te kunnen stellen. De rechterlijke uitspraak heeft dus wel gevolgen voor Rijkswateren in provincies met een provinciaal ontgasverbod (voor zover bekend bij Sargasso gaat dat om de provincies Noord-Brabant, Zuid-Holland, Noord-Holland, Utrecht, Flevoland, Zeeland en Gelderland)!
Het verschil tussen laden en niet-laden
Tijdens het interview met Rutger Castricum geeft de minister toe dat er nog vrijwel geen vergunningen voor gesloten ontgassingsinstallaties zijn afgegeven. De oorzaak is volgens haar gelegen in het feit dat deze installaties zich nog in de testfase bevinden. Dat zijn ze al 10 jaar. Ton Quist vraagt zich af of de minister kan verklaren waarom terminals in Amsterdam wel ladingdampen aan mogen nemen van schepen die laden en waarom diezelfde ladingdamp niet mag worden ingenomen van schepen die niet laden? Terminals in Amsterdam beschikken al decennia over vergunde dampverwerkingsinstallaties waarmee ze ladingdampen ( zijnde ‘afvalstoffen’ op aanraden van haar voorgangster…..) van de aldaar ladende tankers innemen. Toch krijgen deze terminals volgens Quist geen vergunning om dezelfde dampen in ontvangst te nemen, wanneer hetzelfde schip bij dezelfde dampverwerkingsinstallatie alleen wenst te ontgassen en geen lading inneemt. Waarom staat de overheid (in dit specifieke geval tevens de provincie Noord–Holland, de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied en de gemeente Amsterdam) het innemen van dampen zijnde ‘afvalstoffen’ wel toe bij een ladend schip en niet bij een niet–ladend schip? Met als gevolg dat het niet-ladende schip de dampen uiteindelijk naar de vrije atmosfeer uitstoot. Terwijl het Activiteitenbesluit een minimalisatieplicht kent voor zeer zorgwekkende stoffen verkiest de overheid 100% uitstoot in de lucht boven een gesloten ontgassing met een reductie van de uitstootmet minimaal 90% door installaties eindeloos in een testfase te laten verblijven en te weigeren deze en andere installaties van een vergunning te voorzien.
Waterbedeffect
De minister verdedigt zich met de dreiging van ‘een waterbedeffect’, waardoor zij niet eenzijdig als land een verbod op ontgassingen kan invoeren. Loopt de minister misschien niet hopeloos achter de feiten aan, daar in Duitsland en België reeds ontgassingsverboden gelden ten gevolge waarvan tankers uit die landen naar Nederland komen, om aldaar te ontgassen en vervolgens terug te keren? Dit wordt ‘ontgassingstourisme’ genoemd. De Gelderlander schreef er al over en op Sargasso waarschuwde we jaren geleden al dat Zeeland het walhalla voor varend ontgassen zou worden. Quist geeft in zijn brief verschillende recente voorbeelden waaruit blijkt dat juist Nederland het afvoerputje voor ontgassen geworden is:
Op 15 november passeerde ondergetekende tussen de Noordlandbrug en de Kreekrak nog een tergend langzaam varende collega, die al ontgassend op dat traject heen en weer voer, omdat hij in België niet naar de vrije atmosfeer mocht ontgassen. Op 19 november werd ik nog gebeld door een andere collega. Deze had in Bottrop (D) nafta gelost en moest in opdracht van derden naar Lobith varen om aldaar te kunnen beginnen met het uitstoten van de kankerverwekkende nafta. Hij zou tot Nijmegen varen en vervolgens weer omkeren naar Lobith. Zou het schip dan gasvrij zijn, dan zou hij zijn reis terug naar Bottrop vervolgen om aldaar een lading dieselolie in te nemen………!
ADN en ontgassen via de vlamwerende
In Kamerstuk 31409 maakt de minister in alinea 11 melding van het verbaliseren van een Tsjechische schipper. De minister zegt hier met stelligheid dat ‘bij het ontgassen gebruik moet worden gemaakt van de verplichte vlamkerende roosters’. Ter verduidelijking voor alle leken legt Quist uit: deze roosters, waar hier op wordt gedoeld, bevinden zich in de vlamkerende inrichtingen, welke dan voor een ontgassing moeten worden geopend. Het ADN zegt echter in artikel 7.2.4.22.5 volgende: ‘Het openen van de vlamkerende inrichtingen is enkel toegestaan voor het schoonmaken of het wisselen van het vlamkerend rooster’. Deze veiligheidsinrichting mag helemaal niet voor het ontgassen worden geopend. De minister gaat aldus tegen bovenvermeld artikel uit het ADN in….!? Ter verduidelijking herhalen we dit filmpje van 4 jaar geleden, waar de voorganger van het ministerie van I&W aan meewerkte:
Om tafel met de industrie, maar waar zijn de handelaren?
Tijdens het interview in De Hofbar gaf de minister aan met de industrie rond de tafel te gaan zitten. Hier wordt automatisch de suggestie gewekt dat het hierbij gaat om bedrijven als Shell, Esso, BP en Total. Misschien denkt een enkeling ook nog aan BASF en DOW. Opmerkingen in de uitzending voedden deze suggestieve gedachten. Maar is dit terecht? Zijn het juist hoofdzakelijk deze bedrijven, die tankers ‘dwingen’ hun schadelijke dampen / gassen naar de vrije atmosfeer uit te stoten? Uit ervaring beantwoord Quist deze vraag negatief. Er is een veel grotere, bij nagenoeg een ieder totaal onbekende groep van internationale oliehandelaren, die een veel grotere rol in het ontgassingsdossier speelt en die te allen tijde buiten de spotlights blijft. Twee in Nederland bekende partijen zijn Vitol en Trafigura, maar er zijn er ongetwijfeld nog een stuk meer.
Vervolg
Naast deze onwaarheden bevat de brief van Ton Quist er nog een stuk meer. Ook heeft hij nog een reeds vragen, die kan je hier lezen. De conclusie dat Sargasso terecht door is blijven vragen en dat het hoog tijd wordt dat overheden en verladers hun verantwoordelijkheid nemen. De Tweede Kamer door nu eindelijk eens door het zotte verweer dat het ADN een landelijk verbod verbiedt heen te breken en het advies van de Landsadvocaat hierover op te eisen. Ook zou het helpen als ontgassingsinstallaties desnoods onder gebracht worden in het innovatiedeel van de Crisis en Herstelwet, doet die wet misschien ook nog eens wat goeds.
Voor provincies is het tijd om de provinciale ontgasverboden te gaan handhaven in plaats van het enkel als papier tijger te behandelen en gemeenten door te zorgen dat de vergunningen voor ontgassingsinstallaties nu eindelijk eens geregeld worden.