Geachte mevrouw Smelik !
Na ons optreden in het radioprogramma Dijkstra & Evenblij kwam de strafbaarstelling van het ontgassen ter sprake.
Naar aanleiding van dit gesprek heb ik het een en ander even voor U op een rijtje gezet:
– de gassen / dampen die door tankers worden uitgestoten zijn volgens het Ministerie van I&W ‘afvalstoffen’. De minister zegt hierover in brief IenW/BSK-2021/9785 het volgende: ‘Vrijwel elke verdragsstaat merkt ladingdampen aan als een afvalstof. Bij afvalstoffen gaat het erom dat men ‘zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of moet ontdoen van de stof‘. Hierbij sluit men aan bij de Europese Kaderrichtlijn Afval (Kra). Ik moet concluderen dat het juridisch gezien de meest veilige keuze is om de afgegeven ladingdampen aan te merken als afvalstof’. De kern van de definitie zit in ‘het ontdoen van’. Mijns inziens maakt het dan niet uit, waarheen men zich ontdoet van de dampen (‘afgeven’ is slechts een interpretatie van de minister mijns inziens ). Dampen zijn dus afvalstoffen……!?
– artikel 1.1 van de Wet Milieubeheer heb ik reeds in mijn toelichting op de antwoorden van de minister besproken. In diezelfde open brief verwijs ik reeds bij onwaarheid nummer 3 naar de Wet op de Economische Delicten. Welnu, deze wet zegt dat ‘ overtredingen van voorschriften, gesteld of krachtens de Wet Milieubeheer artikel 1.2, 1e lid , artikel 10,1 en artikel 10,2 eerste lid economische delicten zijn’. Dit staat in artikel 1a.1 van de Wet op de Economische Delicten.
Overtreding van artikel 1.2, eerste lid is een economisch delict : ‘Provinciale Staten stellen ter bescherming van het milieu een verordening vast’. Een ontgassende tanker in uw provincie overtreedt een provinciale verordening, daar de dampen / gassen van dit schip met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet binnen de grenzen van de Rijskwateren blijven hangen en het milieu over een groter gebied schaden. Uw gebied! Een ontgassend schip in uw provincie maakt zich aldus schuldig aan een economisch delict, een misdrijf.
Overtreding van artikel 10.1 is eveneens een economisch delict: lid 2 : ‘Het is een ieder bij wie afvalstoffen ontstaan, verboden handelingen m.b.t. die afvalstoffen te verrichten of na te laten, waarvan hij weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan’. Dampen ontstaan in de ladingtanks van tankers. Het uitstoten van deze dampen ( afvalstoffen dus ) naar de vrije atmosfeer is zeer nadelig voor het milieu.
Lid 3 : ‘Het is een ieder verboden bedrijfsmatig of in een omvang of op een wijze alsof deze bedrijfsmatig was, handelingen met betrekking tot afvalstoffen te verrichten, indien daardoor, naar hij weet of redelijkerwijs had kunnen weten, nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan’. In mijn toelichting op de antwoorden van de minister hebt U reeds kunnen lezen dat het ontgassen een bedrijfsmatige activiteit is. Elke tankerkapitein weet 100% zeker dat zijn handeling slecht voor de leefomgeving is.
Lid 4 : ‘Onder handelingen als bedoeld in lid 3 wordt in ieder geval verstaan: het verwijderen van afvalstoffen’. Een naar de vrije atmosfeer ontgassende tanker verwijdert de ladingdampen ( afvalstoffen ) uit zijn ladingtanks.
Overtreding van artikel 10.2, lid 1, is ook een economisch delict : ‘Het is verboden zich van afvalstoffen te ontdoen door deze buiten een inrichting te storten, anderszins op of in de bodem te brengen of te verbranden’. De Natura 2000 gebieden zijn naar mijn weten nog steeds geen ‘inrichtingen’ en juist daar storten ( lozen / uitstoten ) tankers hun afvalstoffen, welke dampen uiteindelijk op de grond ( of in het water ) zullen terechtkomen ( dampen houden zich niet aan de grenzen van een Rijkswater ).
– uitgaande van het feit dat de dampen / gassen in de ledige ladingtanks van tankers ‘afvalstoffen’ zijn, dan moeten deze gezien de specificaties van de dampen / gassen ‘gevaarlijke afvalstoffen zijn’. Het uitstoten van deze gevaarlijke afvalstoffen is ook een economisch delict conform artikel 1a.1 in de Wet op de Economische Delicten, omdat deze wet hier verwijst naar artikel 10.54 Wet Milieubeheer. Dit artikel zegt : ‘Het is verboden gevaarlijke afvalstoffen buiten een inrichting nuttig toe te passen of te verwijderen’.
– mochten bovenstaande artikelen iemand nog steeds niet overtuigen van het feit dat het ontgassen op basis van reeds bestaande, nationale wetgeving verboden is dan wel dat er zonder enig probleem op kan worden gehandhaafd, dan is er nog een ander wetboek dat uitkomst biedt. Aan de hand van vragen zal ik U naar de uitkomst leiden.
Vraag 1: de zeer schadelijke en milieugevaarlijke stoffen, welke bij een uitstoot naar de vrije atmosfeer vrijkomen, waar gaan deze in eerste instantie heen en waar landen deze in tweede instantie? “Ze gaan eerst de lucht in en belanden aansluitend op de bodem of in het oppervlaktewater, daar deze schadelijke en milieugevaarlijke gasmoleculen zwaarder zijn dan lucht, in het bijzonder wanneer zij zich hechten aan waterdruppels”.
Vraag 2 : worden deze dampen / gassen opzettelijk naar de vrije atmosfeer uitgestoten? “Ja, het is een doelbewuste, bedrijfsmatige handeling / activiteit ( zelfs met een winstoogmerk )”.
Vraag 3 : is de uitstoot van de schadelijke dampen / gassen in strijd met bestaande wetgeving? “Wanneer we de Wet op de Economische Delicten en de Wet Milieubeheer serieus nemen, dan kan deze vraag positief worden beantwoord”.
Vraag 4 : bestaat er enig gevaar voor de openbare gezondheid, wanneer kankerverwekkende stoffen in grote hoeveelheden naar de vrije atmosfeer worden uitgestoten? “Gelijk we niet kunnen ontkennen dat de aarde rond is, zo kunnen we gezien de vele rapporten ook niet meer ontkennen dat deze stoffen in de vrije atmosfeer een gevaar voor de volksgezondheid opleveren”.
Vraag 5 : zou de gezondheid van burgers in ernstig gevaar kunnen komen, wanneer tankers geconcentreerd in een relatief klein gebied veelvuldig aanzienlijke hoeveelheden zeer schadelijke stoffen uitstoten? “Ja, kijk maar naar andere dossiers als M3 in Antwerpen , Dupont in Dordrecht, NS-medewerkers en defensiemedewerkers inzake het werken met verf en Wijk aan Zee ( Tata Steel )”.
Welnu, alle antwoorden komen overeen met artikel 173a uit het Wetboek van Strafrecht: Hij die opzettelijk en wederrechtelijk een stof op of in de bodem, in de lucht of in het oppervlaktewater brengt, wordt gestraft met een gevangenisstraf of een geldboete, indien daarvan gevaar voor de openbare gezondheid of levensgevaar voor een ander te duchten is’.
Beste mevrouw Smelik, ik hoop U en anderen voldoen te hebben overtuigd dat elk antwoord van de minister in de vorm van “ik kan niet handhaven, want er is geen verbod”, naar mijn bescheiden lekenmening niet conform de waarheid is, maar misschien kunt U mijn uiteenzetting ook aan uw juristen voorleggen?
Ik wens U en anderen, die dit lezen, veel succes.
Met vriendelijke groet,
Ton Quist.